i.v.m. met een telefonische storing is ons kantoor alleen bereikbaar per mail. Onze excuses voor dit ongemak!
i.v.m. met een telefonische storing is ons kantoor alleen bereikbaar per mail. Onze excuses voor dit ongemak!
In mijn column van de vorige maand bracht ik in herinnering dat het jaar 1956 voor vrouwen in Nederland zeer bijzonder was: de gehuwde vrouw werd handelingsbekwaam en kreeg daarbij ook belangrijke bevoegdheden.
Ik besloot mijn column met de vraag: maar hoe is het met de rechten van de man daarna vergaan?
In 1956 is ook een bepaling in de wet ingevoerd dat een echtgenoot (lees in die tijd: de man) toestemming nodig had van de andere echtgenoot voor een aantal belangrijke beslissingen, zoals bijvoorbeeld de verkoop van het woonhuis, de vestiging van een hypotheek en het borg staan voor een ander. De man kon dus ná 1956 zonder de handtekening van zijn vrouw deze beslissingen niet meer zelfstandig nemen. De man werd in die tijd in de wet nog wel aangeduid als ‘hoofd’ van het gezin, terwijl door veel vrouwen dit werd aangevuld met de woorden: “Maar wij zijn het nekkie….” (en zonder nekkie géén hoofd uiteraard).
De bepaling (de man als hoofd) verdween pas in 1970 uit de wet. De bepaling deed veronderstellen dat de man de baas was thuis: de held. Maar door de in 1956 ingevoerde wetgeving was hij in feite geen held meer, maar meer een pantoffelheld. Het betreffende wetsartikel (Artikel 1:88 Burgerlijk Wetboek) wordt in de juridische wandelgangen daarom nog steeds aangeduid als ‘het pantoffelheldartikel’.
Vaak wordt gedacht dat met huwelijksvoorwaarden de volledige beslissingsbevoegdheid, zoals hiervoor beschreven, bij de eigenaar (man of vrouw) ligt en dat art.1:88 BW dan niet van toepassing is. De volgende keer zal ik toelichten waarom ook in dit geval toestemming van de echtgenoot nodig is.