i.v.m. met een telefonische storing is ons kantoor alleen bereikbaar per mail. Onze excuses voor dit ongemak!
i.v.m. met een telefonische storing is ons kantoor alleen bereikbaar per mail. Onze excuses voor dit ongemak!
Mijn vorige column ging over de invoering van het Staatpensioen (AOW) destijds in 1956; de AOW wordt gefinancierd door middel van een omslagstelsel, dat wil zeggen uitkeringen worden betaald uit lopende premieontvangsten. Er wordt door de Staat dus niet gereserveerd.
Naast de AOW wordt vaak ook een ouderdomspensioen opgebouwd door middel van het betalen van een premie aan een instelling. Zo bouw je ook een eigen voorziening op. Tot 1980 had slechts degene die pensioen opbouwde recht op het pensioen, dus ook bij echtscheiding. Echter in 1981 bepaalde de Hoge Raad dat als men in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd, het pensioen dat tijdens het huwelijk was opgebouwd moest worden gedeeld. Dit gold overigens niet voor partners die op huwelijkse voorwaarden waren getrouwd. Later na de invoering van de Wet Pensioenverevening (WPv) gold de verplichting te delen voor alle huwelijken met of zonder huwelijksvoorwaarden. Voor huwelijk en geregistreerd partnerschap geldt dezelfde regeling. Van de wettelijke verplichting tot verevening kan worden afgeweken bij huwelijksvoorwaarden of bij echtscheidingsconvenant. Er kan bijvoorbeeld overeengekomen worden dat géén verevening plaatsvindt; ook kan men bijvoorbeeld de rechthebbende op verevening een zelfstandig pensioenrecht geven voor de waarde van de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen. De ex-echtgenoot kan dan volledig onafhankelijk van de andere echtgenoot het pensioen ontvangen.
Helaas vergeet men vaak dit te regelen bij echtscheiding. De (soms) onwenselijke afhankelijkheid van elkaar ná het huwelijk blijft dan bestaan terwijl dit voorkomen kan worden. Na 2 jaar verloopt de mogelijkheid een en ander zelf te regelen. Dus ook hier geldt: regel je (notariële) zaken op tijd, dat voorkomt een hoop narigheid!